Geschiedenis
Het principe van Fair Trade is begonnen in 1946. In deze periode begonnen Amerikaanse steden kleding en andere stoffen producten vanuit Puerto Rico te kopen. Ook kwam eind jaren 40 de organisatie SERRV (Sales Exchange for Refugee Rehabilitation and Vocation) opzetten. Onder deze organisatie ontstond een handelsverdrag tussen de VS, Afrika, Azië en Latijns Amerika.
Fair Trade in Europa ontstond pas later. Eind jaren 50 zijn in Europa de eerste sporen van Fair Trade te vinden. In de UK ontstond in deze jaren Oxfam UK, zij verkochten handwerk van Chinese vluchtelingen in de Oxfam winkels. Hieruit ontstond in 1964 de eerste officiële Fair Trade organisatie.
In Nederland gebeurde in deze periode ongeveer het zelfde als in de UK, ook Nederland begon met het importeren van dit soort goederen. Dit leidde in 1967 tot de oprichting van Fair Trade Original.
Ook in de Nederlandse koloniën kwam er een soort Fair Trade idee. Hier begon men suiker te verkopen met de boodschap: ‘door het kopen van deze suiker geeft u de mensen in arme landen een plaats in een zonnige (of goede) toekomst’. Ook hier werd er handwerk verkocht en dit alles leidde 1969 tot de eerste Fair Trade en derdewereld winkels in Europa. Deze winkels hebben grote invloed gehad in de verspreiding van het Fair Trade idee.
In de jaren 60 en 70 ontstond er in veel landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika de behoefte aan organisaties die zich bezig hielden met eerlijke handel. Deze organisaties zouden een adviserende rol krijgen. Ook moesten zij de arme producenten assisteren en ondersteunen om zo te zorgen dat deze konden blijven bestaan. Door deze vraag ontstonden er in het zuiden, in Azië, Afrika en Latijns Amerika, meerdere Fair Trade organisaties die zich hiermee bezig gingen houden. Deze legden ook de connecties naar de organisaties in Europa en de VS waardoor er samenwerking ontstond tussen de organisaties en waardoor er gezamenlijk gestreefd werd naar meer respect op de handelsmarkt.
In deze jaren gaf de politiek in de derdewereldlanden ook berichten af, waarmee ze aan wilde geven dat de noordelijke landen meer aandacht moesten schenken aan de ontwikkeling van de derdewereldlanden.
Eind jaren 60 werd Fair Trade vooral geassocieerd met ontwikkelingshandel en ontwikkelingssamenwerking. Er werd gereageerd op de armoede in deze landen en men focuste zich vooral op het verkopen van handwerk uit deze landen. Er ontstonden dus ook steeds meer derdewereld winkels die dit verkochten.
In 1973 begon in Nederland Fair Trade Original met het importeren van Fair Trade koffie. Tegenwoordig is dit concept uitgegroeid tot een van de grootste Fair Trade concepten over de hele wereld en komt tussen de 25% en 50% van de omzet van de noordelijke Fair Trade organisaties van Fair Trade koffie.
Na deze verandering van het soort product dat werd geïmporteerd, koffie in plaats van handwerk, begonnen de organisaties steeds meer producten Fair Trade te importeren. Zo kwam er steeds meer Fair Trade eten en drinken maar ook bijvoorbeeld producten als bloemen en kleding.
In de jaren 80 ontstond er een nieuwe manier om het publiek voor Fair Trade te bereiken. Een priester ging samenwerken met kleine koffietelers en een Nederlandse kerkelijke organisatie. Deze bedachten samen een nieuw Fair Trade label wat uiteindelijk in 1988 ook echt opgericht werd; het Max Havelaar label. In de jaren die hierop volgden werden er door heel Europa en Noord Amerika het zelfde soort Fair Trade organisaties opgezet. In 1997 werd de wereldwijde overkoepelende organisatie hiervoor opgezet genaamd FLO (Fair Trade Labelling Organizations International). Het doel van deze organisatie was het labellen van de Fair Trade producten zodat je aan de producten kon zien dat het Fair Trade was. Vandaag de dag bepaald FLO de regels waaraan Fair Trade moet voldoen om een label te krijgen en dus daarna verkocht kan worden. Ook hebben ze ervoor gezorgd dat de Fair Trade producten in normale supermarkten verkocht werden waardoor nu ongeveer twee derde van alle Fair Trade producten in normale supermarkten verkocht word.
Tegelijk met deze ontwikkelingen ontstond er nog een organisatie. In 1989 werd de IFAT (the International Federation of Alternative Traders) opgericht.
Hieronder verenigde zich alle Fair Trade organisaties om zo samen sterker te staan en goede afspraken te kunnen maken over Fair Trade. Later is de naam veranderd in WFTO (World Fair Trade Organisation). In 2004 is er een speciaal label voor de WFTO gemaakt dat iedere organisatie, die aangesloten is bij de WFTO en dus voldoet aan alle voorwaarden van de WFTO, mag gebruiken. De WFTO en FLO werken samen om een merk te ontwikkelen voor al het Fair Trade handwerk.
Na deze jaren werd Fair Trade steeds bekender. Er werden meer Fair Trade winkels opgericht en ontstond er de Wereld Fair Trade dag, die als eerst gevierd werd op 4 mei 2002. Vanaf eind jaren 90 is Fair Trade door de jaren heen veel professioneler geworden. Ook hebben ze veel bereikt in politiek opzicht zoals resoluties die aangenomen werden in het Europees parlement en vermelding van Fair Trade in de overeenkomst van Cotonou. Het belangrijkste doel van deze overeenkomst was het bestrijden en uiteindelijk uitroeien van armoede om zo te zorgen dat de derdewereldlanden mee kunnen in de wereldeconomie zonder de duurzame ontwikkeling te schaden.
Fair Trade in Europa ontstond pas later. Eind jaren 50 zijn in Europa de eerste sporen van Fair Trade te vinden. In de UK ontstond in deze jaren Oxfam UK, zij verkochten handwerk van Chinese vluchtelingen in de Oxfam winkels. Hieruit ontstond in 1964 de eerste officiële Fair Trade organisatie.
In Nederland gebeurde in deze periode ongeveer het zelfde als in de UK, ook Nederland begon met het importeren van dit soort goederen. Dit leidde in 1967 tot de oprichting van Fair Trade Original.
Ook in de Nederlandse koloniën kwam er een soort Fair Trade idee. Hier begon men suiker te verkopen met de boodschap: ‘door het kopen van deze suiker geeft u de mensen in arme landen een plaats in een zonnige (of goede) toekomst’. Ook hier werd er handwerk verkocht en dit alles leidde 1969 tot de eerste Fair Trade en derdewereld winkels in Europa. Deze winkels hebben grote invloed gehad in de verspreiding van het Fair Trade idee.
In de jaren 60 en 70 ontstond er in veel landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika de behoefte aan organisaties die zich bezig hielden met eerlijke handel. Deze organisaties zouden een adviserende rol krijgen. Ook moesten zij de arme producenten assisteren en ondersteunen om zo te zorgen dat deze konden blijven bestaan. Door deze vraag ontstonden er in het zuiden, in Azië, Afrika en Latijns Amerika, meerdere Fair Trade organisaties die zich hiermee bezig gingen houden. Deze legden ook de connecties naar de organisaties in Europa en de VS waardoor er samenwerking ontstond tussen de organisaties en waardoor er gezamenlijk gestreefd werd naar meer respect op de handelsmarkt.
In deze jaren gaf de politiek in de derdewereldlanden ook berichten af, waarmee ze aan wilde geven dat de noordelijke landen meer aandacht moesten schenken aan de ontwikkeling van de derdewereldlanden.
Eind jaren 60 werd Fair Trade vooral geassocieerd met ontwikkelingshandel en ontwikkelingssamenwerking. Er werd gereageerd op de armoede in deze landen en men focuste zich vooral op het verkopen van handwerk uit deze landen. Er ontstonden dus ook steeds meer derdewereld winkels die dit verkochten.
In 1973 begon in Nederland Fair Trade Original met het importeren van Fair Trade koffie. Tegenwoordig is dit concept uitgegroeid tot een van de grootste Fair Trade concepten over de hele wereld en komt tussen de 25% en 50% van de omzet van de noordelijke Fair Trade organisaties van Fair Trade koffie.
Na deze verandering van het soort product dat werd geïmporteerd, koffie in plaats van handwerk, begonnen de organisaties steeds meer producten Fair Trade te importeren. Zo kwam er steeds meer Fair Trade eten en drinken maar ook bijvoorbeeld producten als bloemen en kleding.
In de jaren 80 ontstond er een nieuwe manier om het publiek voor Fair Trade te bereiken. Een priester ging samenwerken met kleine koffietelers en een Nederlandse kerkelijke organisatie. Deze bedachten samen een nieuw Fair Trade label wat uiteindelijk in 1988 ook echt opgericht werd; het Max Havelaar label. In de jaren die hierop volgden werden er door heel Europa en Noord Amerika het zelfde soort Fair Trade organisaties opgezet. In 1997 werd de wereldwijde overkoepelende organisatie hiervoor opgezet genaamd FLO (Fair Trade Labelling Organizations International). Het doel van deze organisatie was het labellen van de Fair Trade producten zodat je aan de producten kon zien dat het Fair Trade was. Vandaag de dag bepaald FLO de regels waaraan Fair Trade moet voldoen om een label te krijgen en dus daarna verkocht kan worden. Ook hebben ze ervoor gezorgd dat de Fair Trade producten in normale supermarkten verkocht werden waardoor nu ongeveer twee derde van alle Fair Trade producten in normale supermarkten verkocht word.
Tegelijk met deze ontwikkelingen ontstond er nog een organisatie. In 1989 werd de IFAT (the International Federation of Alternative Traders) opgericht.
Hieronder verenigde zich alle Fair Trade organisaties om zo samen sterker te staan en goede afspraken te kunnen maken over Fair Trade. Later is de naam veranderd in WFTO (World Fair Trade Organisation). In 2004 is er een speciaal label voor de WFTO gemaakt dat iedere organisatie, die aangesloten is bij de WFTO en dus voldoet aan alle voorwaarden van de WFTO, mag gebruiken. De WFTO en FLO werken samen om een merk te ontwikkelen voor al het Fair Trade handwerk.
Na deze jaren werd Fair Trade steeds bekender. Er werden meer Fair Trade winkels opgericht en ontstond er de Wereld Fair Trade dag, die als eerst gevierd werd op 4 mei 2002. Vanaf eind jaren 90 is Fair Trade door de jaren heen veel professioneler geworden. Ook hebben ze veel bereikt in politiek opzicht zoals resoluties die aangenomen werden in het Europees parlement en vermelding van Fair Trade in de overeenkomst van Cotonou. Het belangrijkste doel van deze overeenkomst was het bestrijden en uiteindelijk uitroeien van armoede om zo te zorgen dat de derdewereldlanden mee kunnen in de wereldeconomie zonder de duurzame ontwikkeling te schaden.